Vrouw van de zee
De eerste dag die echt niet lekker start. Ik heb klote geslapen want veel pijn gehad, realiseer me dat ik deze tijd echt moet uitzingen en vind dat nog steeds spannend gezien mijn gezondheid. IK voel me unheimisch en kruip nog even terug in bed. Florian is beneden en vraagt via de gezinswhatsapp of hij met een vriendje naar de voetbal mag. Richard en ik overleggen; over de nee die we voelen en zo lastig vinden om te brengen. Ik app dat hij maar even moet komen overleggen en hij komt naar boven. We leggen onze bezwaren voor en hij knikt begrijpend en gaat bijna huppelend weer naar beneden. Bijzonder is dat, als hij boos of opstandig had gereageerd had ik me waarschijnlijk beter gevoeld. Nu voel ik me gewoon KUT en ik moet huilen. Charlotte loopt binnen en vraagt waarom ik moet huilen. Ik zeg: omdat ik het zo erg vind dat jullie niet gewoon met vrienden kunnen afspreken! En ze zegt: maar het is toch helemaal niet erg? Het is hartstikke gezellig thuis.
Wow!
Ik ben een vrouw van de zee. Wat zoveel zegt als: bindt mij niet vast, verwacht niets van mij, laat me vrij anders krijg ik kriebels. En ik zit vastgebonden nu, soort van. Ik voel druk om mijn kinderen te vermaken, ik ben bij voorbaat bezorgd over verveel-sessies, dat ik animatieteam moet zijn of dat er ruzies gaan komen. Ik voel me on-vrij, meer dan ooit.
Voor een vrouw van de zee ben ik aardig wat verbindingen en vastigheden aangegaan in mijn leven. Dus nee, ik pak niet meer zomaar mijn spullen op om ijsberen te gaan jagen in Australië, ik stop niet ineens met alles wat ik doe om een nagelsalon te gaan beginnen en zomaar een bed & breakfast starten voor kantklossende yogi’s zit er ook niet in. Niet dat ik dat wil, maar ik wil wel dat het kan. En omdat het dus niet in het grote zit, zoek ik doorgaans het in het kleine, dat gevoel van vrijheid. En ook dat kleine is dus nu even weg. En dat vindt mijn lijf lastig.
Maar het werd een mooie dag. Waarin iedereen zichzelf vermaakte, soms bij elkaar kwam en dan was het ineens heel gezellig zonder dat dat uit mij, van mij of door mij kwam. Dus ik begin weer wat te ontspannen en realiseer me dat die vrouw van de zee even aan het woord was. Goddank ben ik getrouwd met een man van het land. Eentje die zich kan verbinden, kan blijven, een rotsvast vertrouwen heeft en ons allen op een bepaalde manier ‘draagt’ en rustig weet te houden. En nee, het een is niet beter dan het ander. Mensen van de zee zijn ook nodig in deze wereld, alleen nu even niet.
Hieronder het verhaal van De vrouw van de zee. Ben benieuwd of jij er ook eentje bent of kent.
Tot morgen,
Cathelijne
Vrouw van de zee
Vrouw van de zee. Ze woonde daar waar de Noordzee tegen de noordse kust valt. Daar waar die prachtige fjord toegang had tot de zee en ver, ver het land in ging…en het water kwam en ging. En elke keer als ze daar was, en langs de zee liep, dacht ze: het water komt en gaat.
Het was een markante vrouw. Degenen die haar beter kenden, wisten dat zij een groot verdriet met zich meedroeg en nooit sprak zij er over. Als de vrouw van de zee. Daar waar de fjord het land raakte, diep landinwaarts, daar woonde hij, de dokter. Hij had zijn vrouw verloren, hij woonde in dat grote huis…en zo makkelijk had hij het niet met zijn kinderen. Het verzorgen van de tuin, dat was daar nog heel gewoon. Het verzorgen van de maaltijden en alles wat er omheen zat. Hij hoorde van haar bestaan. Hij ging naar haar toe en zei: ‘Jij hebt een stil verdriet. Ik ook. Ga met mij mee.’ Ze zag hem weer voor zich, de man met wie ze kortstondig een heftige romance had beleefd…..Het schip dat aangemeerd was bij het dorp, aan de ingang van het fjord. Hij was gegaan, en hij had gezegd: ‘Ooit kom ik terug….’. Maar hij was nooit terug gekomen….
Het bleef bij een aarzeling, een korte aarzeling, en toen ging ze met de dokter mee.
Ze verzorgde de kinderen, veroverde de harten van de mensen in het dorp. En toch, vaak dacht ze als ze in de grote tuin liep: ik voel me als een karper….als een van die karpers midden in de tuin. Water komt en gaat, maar ik zwem alleen maar rond. Diep in haar was weemoed.
Maar, het was een bijzondere dag, er kwam een schip: zo vaak kwam er niet een schip zo diep in het fjord. En het hele dorp liep uit. DE kinderen en ook de dokter. En ook zij….zij verbleekte, want ze zag hem van de loopplank komen. Zij ontmoetten elkaar en hij zei: ‘Vrouw van de zee…..volgend jaar precies op dezelfde tijd ben ik terug en kom ik je halen…..’.
Het was of ze zich nog meer terugtrok en ze voelde zich nog meer een karper in de vijver. En soms sprak de dokter haar aan en zei: ‘Wat is er toch? Je bent altijd wel ver weg geweest, maar je bent nu zo ver weg….het is alsof je mij niet meer zoekt’. En na verloop van tijd biechtte ze op wat er speelde en ze zei: ‘Hij komt me halen’ en hij schrok. Nog meer dan aan de dorpelingen en aan zijn kinderen had hij zijn hart aan haar verpand. Hij ging haar overtuigen dat ze moest blijven. Maar hoe meer hij overtuigde, hoe meer zij riep: ‘Nee, nee ik moet gaan, ik ben de vrouw van de zee’. Wanhopig en regelmatig zei hij: ‘Je moet hier blijven bij de kinderen, ik…dorp, werk’. Koppig zei ze: ‘Nee, ik moet gaan. Dit is mijn pad’.
Het was nog slechts enkele weken voordat hij zou komen, dat ze hem opnieuw ontmoette en dat de dokter zei: ‘Oké, oké, ik begrijp het, mensen hebben te gaan waar hun hart ligt. Ik zal afscheid van je nemen, ik zal je zeer missen maar je moet gaan’.
Het uur was gekomen, precies op de afgesproken tijd kwam het schip aanvaren. En de dorpelingen liepen uit, niet wetende wat er allemaal plaatsvond. En zij had al haar koffers gepakt, en hij bleef achter. De kinderen waren er al en liepen richting het schip. Voordat de stoomfluit voor het vertrek weer geklonken had, hoorde hij de deur gaan. Ze kwam binnen en ontroerd maar ook verbijsterd vroeg hij: ‘Jij?’. ‘Ja’, zei zij, met een diepe zucht, ‘Ja, weet je, ik blijf. Omdat ik kan gaan, kan ik blijven, ik ben de vrouw van de zee. Water komt en gaat, ik kan gaan, ik kan blijven…..’
(Wiebe Veenbaas, Op verhaal komen)