Van overleven naar leven
Inmiddels zeg ik bijna elke ochtend: ‘Nou vind ik het wel mooi geweest, nu weer graag naar normaal.’ Lange tijd had ik het gevoel in een soort ‘Steven Spielberg meets Ralph Inbar’ te zijn beland en was ik onbewust aan het wachten op het moment dat iemand roept: ‘geintje!’. Maar dat gaat dus niet gebeuren. Wist ik natuurlijk wel, en toch…..
Ik heb eens tijdens mijn studie psychologie een stuk gelezen over aandacht. Aandacht van mensen die als taak niets anders hebben dan opletten of een of ander cruciaal lampje gaat branden. Want als dat lampje gaat branden dan is er iets helemaal mis in de fabriek. Hoe het precies zat weet ik niet meer maar ik zag het zo voor me, iemand die steeds maar naar een NIET brandend lampje moet kijken of hij misschien WEL gaat branden. Dat is voor je brein zo niet tof! Het staat namelijk steeds maar in een potentieel-gevaar-stand terwijl er geen direct gevaar is. Dat vindt je brein vermoeiend, je lichaam ook.
Na de eerste anderhalve week is de rust wel een beetje weergekeerd. Alles is anders dat wel, maar we hebben ons gevoegd in het nieuwe nu. En het gevaar is voor de velen nog buitengewoon abstract. Ik klaag beslist niet hoor! Maar het brein vindt dat gewoon ingewikkeld, je weet met je hoofd dat er een gevaar is, maar om nou te zeggen dat er een concrete tijger in je achtertuin rondloopt nee. Die paradox is nou precies waarom zoveel mensen moe, hangerig, vroeg wakker, of anderszins uit hun hum zijn. En waarom we zoveel op nieuwssites en social media snuffelen, omdat ons brein dat gevaar ook wil zien want anders is het onbegrijpelijk en paradoxaal. En wederom, ik klaag daar echt niet over hoor. Respect voor de mensen die wel het gevaar concreet onder of in hun snufferd hebben oftewel de medewerkers in de zorg en de mensen die ziek zijn. Maar dat het voor de rest biologisch bezien buitengewoon verwarrend is, is een gegeven.
En dus bedacht ik me vandaag dat ik, al weer, een shift moet gaan maken, Een shift van de overleefstand naar de leefstand. Dat ik het nieuwe nu op een bepaalde manier moet gaan zien te omarmen, mijn lichaam moet gaan vertellen dat er nu écht even geen tijgers in mijn achtertuin zijn. Dat ik binnen de beperkingen die er zijn ook weer echt moet gaan voelen dat ik leef, op een fijne manier aan sta, kan genieten. Ik weet nog niet per se hoe, tot nu toe waren de fijne dingen die ik deed vooral een manier om ’te overleven’. Ik heb me voorgenomen dat ik dat boek écht ga uitlezen, dat ik dat uurtje in de zon écht ga pakken, dat ik mijn werk écht op bepaalde momenten los ga laten en dat ik de nieuws-sites écht wat meer met rust ga laten. Ik overweeg zelfs weer een gewoon ouderwets krantenabonnement zodat mijn nieuwsconsumptie afgebakend en helder is. Maar ja, wil ik dat die krantenjongen gaan aandoen voor mij op pad te moeten? Ik broed er nog even op
Tot morgen,
Cathelijne